Creatief begaafden: een vergeten groep op school

Creatief begaafden liggen mij als groep na aan het hart. Scholen zijn op dit moment nog niet zo ingericht op lesgeven aan creatief begaafden, hoezeer ze ook hun best doen. Dat maakt dat deze groep in het onderwijs te weinig op niveau wordt ‘bediend’, zoals onlangs is aangetoond in het proefschrift van Joyce Gubbels[i].

Daardoor gaan zij onderpresteren – wat vaak heel ongelukkig maakt. Op basis van niet-presteren en van hun gedrag krijgen zij vaak allerlei stempels. Die stempels geven aan dat iemand een ‘probleem’ of een ‘handicap’ heeft: AD(H)D, ADD, ASS, dyslexie, Vp-kloof (of andersom: vP-kloof). En dat terwijl het juist een groep is met oneindige mogelijkheden!

In Wijkunnenmeer helpen wij onderpresteerders. Bij ons komen leerlingen binnen met, naast meer- en hoogbegaafd, alle bovenstaande labels. Wij horen van ouders ook vaak: mijn kind is heel hoogsensitief of hij/zij is een echte beelddenker[ii].

Interessant is: met of zonder die labels, zien wij altijd hetzelfde type kind: de creatief begaafden.

In het driewegmodel van Bertie Kingore[iii] is een aantal algemene kenmerken van deze doelgroep opgesomd. Hieronder beschrijf ik hun sterke en zwakkere kanten in relatie tot schools leren. Het zijn observaties uit de praktijk, die door ouders en kinderen intussen vele malen zijn bevestigd.

Wie zijn die creatief begaafden?

Eerst een misverstand wegnemen: De term ‘creatief begaafd’ gaat over hoe mensen denken. Je kunt dus creatief begaafd zijn, zonder dat je ook maar iets kunt maken met  je handen.

‘Creatief begaafden’ zijn creatieve denkers. Zij denken vooral heel associatief. Als zij nieuwe informatie krijgen, denken zij er ‘vanzelf’ verder over na. Hierbij koppelen ze de nieuwe informatie aan iets wat ze al weten. Op basis daarvan bedenken ze gemakkelijk iets totaal nieuws. Zij zijn dus ‘uitvinders’, out-of-the-box-denkers.

De sterke kanten van creatief begaafden

  1. Denken in eenheid (holistisch), dus alle info in hun hoofd is potentieel aan elkaar te linken. Dit maakt hen sterk in de hogere beheersingsniveaus van leerstof in de taxonomie van Bloom of in het tegenwoordig veelal op scholen gehanteerde RTTI. [iv]
  2. Goed in zintuiglijke waarneming. Vaak springen er een of meer zintuigen echt uit: zien, horen, voelen, enz. Vandaar dat ze vaak als beeld- of gevoelsdenkers (rechterhersenhelftdenkers) worden aangeduid (zie voetnoot ii).
  3. Denken heel snel: zowel zintuiglijke waarneming als gedachteassociaties gaan razendsnel.
  4. Kunnen grote gehelen in één keer overzien en willen dat ook. Zij leren gemakkelijk als zij overzicht hebben: top down. Hierbij gaat dus snappen voor stampen.
  5. Leren gemakkelijk spelenderwijs: alles wat ze interesseert, blijft ‘vanzelf’ hangen.
  6. Vaak (of altijd?) hooggevoelig, en daardoor heel goed in staat zich in anderen in te leven.

De zwakke kanten van creatief begaafden

  1. Minder goed in onderscheid hoofd- en bijzaken, tijdsvolgorde, causale verbanden enz., waardoor bijvoorbeeld teksten leren en werkstukken maken lastig kunnen zijn.
  2. Minder goed ontwikkeld tijdsbesef, dus minder sterk in op tijd komen (of altijd veel te vroeg), in plannen en/of zich houden aan gemaakte planningen.
  3. Minder goed in systematisch, planmatig handelen. Raken met name gemakkelijk verstrikt in chaos als leerstof gefragmenteerd wordt aangeboden.
  4. Hebben een hekel aan herhaling. Minder goed in routinematig handelen: ‘saai’.
  5. Leren nieuwe routines slechts met moeite aan.
  6. Gauw afgeleid. Haken af als ze iets niet snappen of de (hoeveelheid) stof niet kunnen overzien.
  7. (Schijnbaar) lage verwerkingssnelheid. Dit is vooral zo als hun denkspoor hen van de (schoolse) taak afleidt. Hun associatieve vermogen zit dan in de weg.
  8. Automatiseren niet of alleen met grote moeite, op ieder gebied. Bijvoorbeeld:
    1. Nieuwe routines: gauw verveeld en/of afgeleid.
    2. Stampwerk voor school.
  9. Systeemscheiding: methode aangeleerd bij het ene vak, wordt niet automatisch gebruikt bij een ander vak (bijvoorbeeld techniek voor maken samenvatting geleerd bij Nederlands, wordt niet gebruikt bij het maken van een uittreksel voor aardrijkskunde).
  10. Staan ‘op de handrem’ als ze hun zintuiglijke vermogens niet gebruiken bij het leren: visualiseren, hardop leren enz. Vooral bij automatiseren is van belang dat ze zoveel mogelijk zintuigen gebruiken, anders ‘krijgen ze de stof er niet in’.
  11. Hebben vaak maar 1 ‘studievaardigheid’: overlezen.
  12. Relatief snel emotioneel overprikkeld.

Relatie creatief begaafd – hoogbegaafd

Een aantal van de sterke/zwakke kanten die ik beschreef, gelden ook voor hoogbegaafden in het algemeen. Top-down leren is daarvan wellicht het meest opvallend. Andere kenmerken lijken specifiek voor de groep ‘creatief begaafden’. Daarnaast is het in mijn ervaring niet altijd zo dat creatief begaafden hoogbegaafd zijn. Ik denk dat er meer onderzoek nodig is naar de relatie tussen beide groepen.

Creatief begaafde leerlingen op school

Uit het voorgaande wordt, denk ik, wel duidelijk waarom deze leerlingen het moeilijk hebben op school. Zij reageren vaak onverwacht ‘anders’ op schoolse taken: het meest opvallende (naast top-down leren) is misschien dat ‘gemakkelijk’, ‘moeilijk’ is voor hen – en andersom. Ze zetten de indeling van beheersingsniveaus van de stof (Bloom en RTTI, noot iv) op hun kop.

Wat kunnen ouders en scholen hier nu mee? Het lijkt mij in de eerste plaats belangrijk dat zij beseffen dat alle zwakkere kanten van deze groep voortkomen uit hun sterke kanten, en hoe dat dan zit. Om deze reden gaat het volgende artikel uit deze serie over de relatie tussen sterke en zwakke kanten van creatief begaafden. Dit artikel wordt later gepubliceerd op deze site.

Dit artikel is verschenen in het Signaal 53: het blad van Pharos, de landelijke vereniging van ouders van hoogbegaafde kinderen (p.32-34). Het  is artikel 1 van een serie over creatief begaafden.

Ook op deze site vind je meerdere artikelen over creatief begaafden:


Voetnoten:

[i] Joyce Gubbels: The dynamics of giftedness in the upper primary grades, Enschede 2016. ISBN 9789402802511 (PDF, met literatuurverwijzingen).

[ii] Beelddenken is in de ogen van velen (nog) geen wetenschappelijk voldoende onderbouwde categorie. De universiteiten van Utrecht en Groningen doen hier momenteel gezamenlijk onderzoek naar. (Link)
Eerlijk gezegd twijfel ik, zelf beeld- en gevoelsdenker, niet aan de uitkomst. J Beeld- en gevoelsdenken samen worden samen ook wel als rechterhersenhelftdenken aangeduid. Dit is een wat hanteerbaarder term maar biologisch gezien is hij niet geheel juist – aangezien niemand uitsluitend met één hersenhelft denkt, en aangeziende verschillende functies over beide hersenhelften zijn verdeeld. Er is wellicht welsprake van een dominantie in het gebruik van een van beider hersenhelften.

[iii] Kingore, B. High Achiever, Gifted Learner, Creative Learner. Understanding Our Gifted, 2004 (Link, met literatuurverwijzingen; tevens is er een Nederlandse vertaling beschikbaar). Zie over Kingore ook mijn bijdrage aan het vorige nummer van Signaal.

[iv] De taxonomie van Bloom is een indeling in moeilijkheidsgraaad van vragen/opdrachten op school. Dit systeem wordt helder uitgelegd op de site van de Stichting Leerplan Ontwikkeling – Informatiepunt Talentontwikkeling. (Link)
Scholen gebruiken momenteel vaker de wat simpeler indeling RTTI: www.rtti.nl: reproductie, training, transfer, inzicht. Waarbij dus R ‘gemakkelijk’ zou zijn en I ‘moeilijk’.