Passend Onderwijs voor creatief begaafden: 12 tips voor basisscholen

Dit is deel 4 van een serie over ontstaan, reparatie en voorkómen van afhaken, onderpresteren en schooluitval. Ilse Reijgwart maakt de balans op van intussen ruim 7 jaar Wijkunnenmeer. Zij beschrijft wat zij en haar collega’s in hun dagelijks werk zien gebeuren wanneer kinderen op school afhaken en gaan onderpresteren.

Deel 1 van deze serie beschreef hoe het vanaf de kleuterklas mis kan lopen op school. Een leerling die school maar saai vindt, heeft de neiging ‘af te haken’ of ‘lastig’ te worden in de klas. Het gebeurt maar al te vaak dat hij/zij in de Jeugdzorg of jeugdhulp belandt. Een oorspronkelijk schoolprobleem wordt dan via de gemeente opgelost. Deel 2 ging over de vraag waardoor dit schoolprobleem nu precies ontstaat en bij wie. Deel 3 schetst de oplossing(srichting).1 In dit deel een aantal concrete tips, die zo in de klas kunnen worden toegepast.

Inleiding

Niet zo lang geleden ontving ik deze e-mail van een betrokken leerkracht (ik heb de tekst iets ingekort):

‘Volgend schooljaar start N in groep 3. Hij is 5 jaar, en als creatief begaafd getest door kundige hb-specialist. Ik mag meedenken over passend onderwijs en krijg tijd om ongeveer 1-1,5 uur per week alleen met hem te ‘werken’ en ik zal mijn collega’s ondersteunen om hem zo passend mogelijk onderwijs te kunnen geven. Een hele uitdaging!

De valkuilen én onderwijsbehoeften van creatief begaafden zijn me duidelijk, maar de concrete vertaling naar het dagelijks werken (nog) niet. Mijn collega’s zouden heel erg geholpen zijn met concreet materiaal/concrete informatie over hoe ze hem gemotiveerd krijgen voor al het ‘saaie, betekenisloze’ werk in groep 3 en daarna. 

Ik merk bij het lezen van artikelen over dit onderwerp vaak, dat ik de praktische vertaling naar de onderwijssituatie (klas, 30 kinderen, methodes, vaste opbouw & werkwijze en dan een creatief begaafde die een andere aanpak nodig heeft) mis. Ik kan lezen wat nodig is, maar deze vragen rijzen bij mij continu: “Hoe dan precies? Wat dan precies?”’

Ik heb geantwoord dat het mij onmogelijk is, al deze vragen uitvoerig te beantwoorden. Dat wordt qua omvang immers al gauw een masterscriptie! Toch vond ik dit een belangrijke vraag. Ik denk dat meer leerkrachten hiermee zitten. Daarom heb ik er tijd voor uitgetrokken om in ieder geval een aantal tips te geven. Dit met 2 kanttekeningen.

Ten eerste ben ik van oorsprong docent klassieke talen. Als VO-docent heb ik geen compleet overzicht van wat er allemaal beschikbaar is voor de basisschool. Toch meen ik vanuit onze ervaring met de doelgroep een aantal goede tips te kunnen geven.

Ten tweede gaan deze tips over hoe het reguliere onderwijs kan worden aangepast aan de behoeften van creatief begaafden. Het zijn geen tips voor totaal ander onderwijs.2

En dan nu de tips!

onderpresteren

Tip 1

Relatie staat met stip op 1. Geen goede relatie, te autoritaire benadering? Vergeet het maar, dan kun je deze doelgroep niets leren.

Benader deze leerlingen niet te kinderachtig, maar gewoon zoals je tegen een volwassene praat. Intussen is natuurlijk wel duidelijk dat jij uiteindelijk degene bent die het kind aanstuurt. Dit is in overeenstemming met een ‘autoritatieve’ opvoedingsstijl. “Deze stijl van opvoeden stelt redelijke grenzen, geeft uitleg, toont begrip en doet al deze dingen met gezag.”3

Tip 2

Schroom niet om de lesmethodes (af en toe?) los te laten. Dat vereist dus improviseren; ik denk dat scholen daar niet aan ontkomen. Een voorbeeld: De huidige lesmethodes zijn allemaal bottom-up en alle creatief begaafden (niet alleen de hb’ers onder hen) denken top-down, vanuit overzicht.

Dit betekent dat zij in de eerste plaats willen weten waar een vak voor is. Vergeet niet dat te vertellen! Heb je het antwoord zelf ook niet helder op je netvlies? Dan is Google natuurlijk je beste vriend!

onderpresteren

Tip 3

Vertel bij ieder nieuw vak of nieuw onderwerp als eerste hoe de stof globaal is opgebouwd.

Een voorbeeld: tafels leren. Begin met een overzicht van alle tafels die de kinderen moeten kennen. Of topo: laat eerst de hele wereld zien, en zoom dan langzaam in naar de regio waarmee jullie bezig gaan. Dit betekent dat je soms achterin het boek begint, want daar kun je die overzichten verwachten. Als ze daar staan, tenminste (in het VO is dat wel heel gebruikelijk). Het kan ook zijn dat je zo’n overzicht zelf moet maken.

Tip 4

Lezen: het is voor deze doelgroep veel gemakkelijker om hele woordbeelden in te prenten dan losse letters, en het verschil tussen klankgroepen en lettergrepen maakt ze vaak in de war: wat is nu het ene en wat is het andere?

Dus is het ouderwetse leesplankje mogelijk veel geschikter om mee te starten dan het materiaal dat wij meestal zien op basisscholen.

In de tijd dat mijn kinderen op de Jenaplanschool zaten, was er de zogenoemde ‘waterfietsmethode’.4 Daarbij werden kinderen aangemoedigd om ’teksttekeningen’ te maken: een tekening met onderin een tekstvak. De leerkracht vroeg het kind wat er op de tekening te zien was en dat werd er dan onder gestempeld. Die woorden leerde het kind dan ‘vanzelf’ lezen, vanuit intrinsieke motivatie. Van een stapeltje teksttekeningen konden ze hun eigen eerste leesboekje maken. Om steeds weer (samen) door te lezen, zodat de woordbeelden zouden inslijpen.

Extra tip: je kunt hier ook verder mee ‘spelen’, bijvoorbeeld door de woorden te kopiëren en los te knippen en er dan nieuwe zinnen van te laten maken.

onderpresteren

Tip 5

Spelling: werk zo veel mogelijk met het inprenten van hele woordbeelden. ‘Ouderwets’ de spelling stampen dus. Dit betekent dat wij aanraden, in hoge mate de spellingscategorieën (regels) die vaak worden gebruikt, los te laten.5

De huidige aanpak6 werkt niet zo goed bij deze doelgroep: eerst de categorie bepalen waartoe het woord hoort, dan de daarbij behorende spellingsregel benoemen, dan pas het woord spellen. Bijvoorbeeld: als ze de categorie kennen, is het nog niet zeker dat ze foutloos spellen. Tenminste: dat is wat wij zien in de praktijk.7

Dit kan overigens niet bij ieder woord: er blijven nog steeds regels over die je moet leren, zoals die voor open en gesloten lettergreep (ja-ger tegenover bak-ker)8 en voor werkwoordsspelling.9

Ondersteunend argument: in het voortgezet onderwijs bij de vreemde talen zie je die categorieën nooit weer. Dus daar moet je sowieso woordbeelden inprenten.

Tip 6

Vervang automatiseren via maakwerk (opgaven maken) door ‘ouderwets’ stampen. Voorbeeld: tafels. Alweer een flink aantal jaren geleden is op de meeste scholen klassikaal ‘tafels dreunen’ afgeschaft omdat het een ‘domme’ activiteit zou zijn. Kinderen moeten begrijpen wat ze doen, is de redenatie.

Klassikaal tafels stampen is vervangen door instructie (uitleg), waarna kinderen opgaven maken om de antwoorden te automatiseren. Die uitleg is natuurlijk niet overbodig. Ook wij vinden het belangrijk dat kinderen weten wat ze doen. Maar wij raden aan, na de instructie toch gewoon te stampen.10

Dat kan in een beperkt aantal weken. Je kunt vervolgens een beperkt aantal opgaven laten maken om te controleren of het automatiseren gelukt is.11 Tafelkaarten zullen dan in hoge mate overbodig blijken. Dat is wel fijn, want wij merken dat die nogal stigmatiserend werken: ‘jij zult dit nooit leren’. Bovendien wordt er in het voortgezet onderwijs bij wiskunde vanuit gegaan dat de tafels zijn geautomatiseerd. Dus een tafelkaart verplaatst het probleem alleen maar.

Bijkomend voordeel van kinderen leren de tafels te stampen: dan kun je met dezelfde techniek bijvoorbeeld ook woorden of rijtjes (grammatica) leren in het voortgezet onderwijs. Daar wordt meestal verwacht dat kinderen kunnen stampen. Wat echter vaak niet zo is. Daardoor gaat dus veel mis… Wij zien dat vooral bij Frans en Duits: bij woorden en rijtjes leren, worden wij vaak te hulp geroepen.12

onderpresteren

Tip 7

Probeer te ‘snoeien’ in het realistische rekenen en het schatten. Creatief denken impliceert ook een zekere mate van ‘chaos’ in het hoofd. Daardoor raken creatief begaafden soms de weg kwijt in de verhaaltjes. De werkwijze via schatten is vaak te uitgebreid. Ze ervaren het als  ‘gedoe’ en dat maakt ze nog chaotischer dan ze al zijn.

De methodes van cijferen en staartdelingen geven structuur. In tegenstelling tot vroeger, wel even uitleggen waarom die methodes werken. Anders zijn het ‘apekunstjes’, daar houden deze kids niet van: snappen (waarom het moet en/of waarom het werkt) gaat voor stampen.13

In verband met de ‘chaos’ in de hoofden zeg ik ook: laat het bij één aanpak. Creatieve denkers raken in de war als ze in een instructiemoment meerdere strategieën voor hetzelfde aangeboden krijgen. Ze raken het overzicht kwijt. Vaak met als gevolg dat ze helemaal stilvallen, omdat ze niet weten wat ze het beste kunnen doen.

Tip 8

Zorg dat er zo weinig mogelijk hulpmiddelen aan de wand hangen en richt het lokaal zo rustig mogelijk in. Een beetje warme sfeer is wel fijn, in verband met tip 1. Kinderen moeten zich op hun gemak voelen. 

Een poster van bijvoorbeeld het kofschip of het sexy fokschaap is echter m.i. vrij zinloos. In de praktijk blijkt dat kinderen alleen onthouden hoe dit schaap eruit ziet, maar niet waar het ezelsbruggetje voor is. En van een kofschip hebben ze meestal nog nooit gehoord.

Tip 9

Schrijven: laat kinderen eerst grondig inprenten hoe letters gevormd moeten worden. Denk bij problemen niet als eerste aan de motoriek. Een slecht handschrift is vaak een automatiseringsprobleem (in lijn met de problemen bij automatiseren van spelling en tafels).14

Tip 10

Werkstuk/spreekbeurt: Laat creatief begaafden hun werkstuk of spreekbeurt opbouwen vanuit de bronnen die ze gebruiken. Zo laat je ze hun creatieve vaardigheden goed benutten. Dat betekent dat je een andere werkvolgorde aanhoudt dan normaliter wordt aangeleerd. Niet: hoofd- en deelvragen stellen en vervolgens beantwoorden, maar precies andersom. Eerst bronnen zoeken en inlezen. Deel- en hoofdvragen komen voort uit het gevonden en gebruikte materiaal. Die benoem je dus op het eind.

Meestal wordt op school aangeraden, eerst hoofd- en deelvragen te bepalen. Je stelt een hoofdvraag en deelt die in delen op. Dat zijn je deelvragen. Daarna ga je bronnen zoeken bij elke deelvraag. Deze manier van werken past niet goed bij creatieve denkers. Dat is immers de analytische aanpak.15

Tip 11

Zinsontleden: benoem niet alleen de strategie hoe je een zinsdeel vindt, maar definieer ook wàt het zinsdeel is dat je vindt met de strategie. Dus behandel eerst: wat is een persoonsvorm, wat is een onderwerp? Creatief begaafden willen snappen wat ze doen (zie tip 7). Zonder dit begrip slijpen de strategieën niet in, zo merken wij.

Het probleem dat creatief begaafden vaak hebben bij ontleden, wordt nog verergerd door de formulering van de hulpvragen die je moet gebruiken om een bepaald zinsdeel te vinden. Die zijn heel abstract en lijken erg op elkaar. Zo stel je om het onderwerp te vinden, de hulpvraag: wie of wat + persoonsvorm? En om het lijdend voorwerp te vinden: wie of wat + onderwerp + persoonsvorm. Veel creatieve denkers denken in beelden, die kunnen zich bij deze vragen niets voorstellen. Doordat deze vragen voor hen betekenisloos blijven, kunnen ze ze niet onthouden.16

onderpresteren

Tip 12

Ik zeg voor deze doelgroep gedecideerd: weg met de time-timer en andere klokjes als ‘hulpmiddelen om efficiënt gebruik van tijd te bevorderen’17 bij maakwerk (ook op beeldschermen)! Er wordt ook wel gedacht dat het kinderen helpt bij automatiseren om het tempo te verhogen of zelfs wat tijdsdruk te creëren. Dit lazen wij zelfs als aanbeveling in een rapport van een IQ-test, afgenomen door een verder hooggewaardeerde collega.

Cliënten vertellen ons echter dat zich opgejaagd voelen door zo’n klokje. Ze worden er nerveus van, maar hun werkhouding verbetert meestal niet. Integendeel: een gestresst kind kan niet leren.18

Wij zien het gebruik van zo’n klokje als symptoombestrijding. Vaak is het immers zo zij stilvallen doordat de te volgen strategie niet passend is: zie tip 7 en alle andere tips hierboven. Dus is het nodig te kijken, of daar iets moet worden aangepast.

Hetzelfde geldt trouwens voor de aanpak: werk niet af, dan geen pauze – of werk mee naar huis. Kinderen vinden dat vreselijk, snappen vaak het waarom niet. Ze denken dat het straf is, maar ze weten niet waarvoor. Of ze denken dat het moet omdat ze ‘dom’ zijn. Maar eigenlijk is ook dit symptoombestrijding. Het lost dus niets op.

Tot slot

Wij zijn het er in principe mee eens dat voor creatief begaafden een heel ander soort scholen passender is (zie noot 2). Toch is het m.i. heel goed mogelijk om het reguliere onderwijs voor creatief begaafden zo in te richten dat er aan de leerbehoeften van deze kinderen beter tegemoetgekomen wordt. Dit is het ‘laaghangend fruit’: wij denken dat elke school deze tips in principe zou kunnen uitvoeren.

Wel is daarbij lef nodig om de bestaande methoden overboord te gooien en mogelijk ook aanpassingen te doen in de tot nu toe gebruikelijke dagindeling. Maar het lijkt ons van Wijkunnenmeer, dat er ook veel te winnen is bij deze aanpak. als het onderwijs passender is voor alle leerlingen, houd je mogelijk tijd over. Die kan dan bijvoorbeeld besteed worden aan creatieve vakken, die zoals bekend, soms ondersneeuwen.

Dit artikel is verschenen in Signaal 67, het blad van Pharos, de landelijke vereniging van ouders van hoogbegaafde kinderen. Wat ik beschrijf, zien wij echter bij onze hele doelgroep gebeuren, niet alleen bij hoogbegaafden.

Lees hier de Pdf van de publicatie in Signaal

Voetnoten

  1. Signaal 63, 64, 66: https://wijkunnenmeer.nl/publicaties/
  2. Zie mijn artikel in de vorige Signaal: S 66 p. 18 https://wijkunnenmeer.nl/publicaties/
  3. https://nl.wikipedia.org/wiki/Autoritatieve_opvoeding. Zie ook:
  4.   
  5. Dit leren wij kinderen tijden een sessie Snel & slim Spelling leren. https://wijkunnenmeer.nl/creatief-begaafde-onderpresteerders/winkelpagina/sessie-snel-slim-spelling-leren/ 
  6. De momenteel meest gebruikte methode is de methode Staal: https://www.malmberg.nl/basisonderwijs/methodes/taal/staal.htm 
  7. Dyslexiespecialist Anna Bosman is het niet met ons eens, maar zij heeft geen leerlingen onderzocht die ons alternatief voor spelling leren (onze stappenplannen voor spelling leren, zie noot 5) gebruiken:
  8. Link naar open-gesloten lettergreep:
  9. Al kan dat ook eenvoudiger, door de werkwoordsvorm te vergelijken met ‘lopen’. Dit leren wij onze cliënten: https://wijkunnenmeer.nl/creatief-begaafde-onderpresteerders/winkelpagina/sessie-snel-slim-spelling-leren/ 
  10. Over deze tip heb ik eerder een heel artikel geschreven, zie Signaal 58, p. 46-49: https://wijkunnenmeer.nl/publicaties/
  11. Hier helpen wij ook bij: https://wijkunnenmeer.nl/creatief-begaafde-onderpresteerders/winkelpagina/sessie-snel-slim-tafels-leren/ 
  12. Onze mogelijkheden voor VO: https://wijkunnenmeer.nl/producten/jongeren-voortgezet-onderwijs/
  13. Overigens, ‘snappen gaat voor stampen’ is sowieso een handige vuistregel. Alleen, soms vereist snappen te veel informatie, waardoor het weer verwarrend kan werken… (dat is zo bij spelling, zie tip 5) Helaas moet je dus een beetje gevoel ontwikkelen voor wanneer de regel wel en niet geldt. (Dit is ook de reden dat ik de vuistregel niet als losse tip heb opgenomen!)
  14. Dit wordt goed uitgelegd op de site van Stichting Schriftontwikkeling: https://www.schriftontwikkeling.nl/ maar hun beweringen zijn, vind ik, wel wat erg stellig. Wij zien zeker ook goede resultaten van hulp van bijvoorbeeld een fysiotherapeut. St. Schriftontwikkeling biedt ook een werkboek om aan handschrift te werken. Dit werkboek is geschreven voor ouders, maar m.i. kunnen leerkrachten er ook hun voordeel mee doen.
  15. Hier kunnen wij bij helpen: https://wijkunnenmeer.nl/creatief-begaafde-onderpresteerders/winkelpagina/sessie-snel-slim-werkstuk-maken/ 
  16. Zie ook ons stappenplan zinsontleding waarmee wij kinderen leren werken tijdens een sessie zinsontleden: https://wijkunnenmeer.nl/creatief-begaafde-onderpresteerders/winkelpagina/sessie-snel-slim-zinsontleden/ 
  17. Dit is een citaat van bol.com:
  18. Niet ondenkbaar dat dit leidt tot wat heet ‘toxische stress’: http://www.hblinq.nl/toxische-stress-traumagerelateerd-gedrag/