Zie jij je kind worstelen?
Met school – en met zichzelf?
Wijkunnenmeer helpt onderpresteerders weer te sprankelen, op school en thuis. Nieuwsgierig? Meld je dan snel aan voor onze GRATIS minicursus en ontdek wat wij voor je kunnen betekenen.
Creatief begaafd, hoogbegaafd en onderpresteren
Onderpresteren is een groot probleem
Onderpresteren is minder laten zien dan je kunt – en bent. Tenminste: dat is de definitie van Wijkunnenmeer. Onderpresteren is een groot probleem. Van onderpresteren kun je doodongelukkig worden. Op school wordt onderpresteren vaak niet gezien. Dat komt doordat onderpresteerders er vaak op uit zijn niet als slim gezien te worden. Of doordat ze met heel andere dingen bezig zijn: dromen, weerstand etc. Ook dat ze ongelukkig zijn, wordt vaak niet onderkend, omdat kinderen dat op school niet graag laten zien (ongelukkig lijkt zwak en werkt pesten in de hand… dat weten kinderen).
Voor wie is Wijkunnenmeer?
Wijkunnenmeer helpt creatief begaafden die onderpresteren. Onder hen zijn veel hoogbegaafden.
Creatief begaafd is iets anders dan hoogbegaafd. Beide kunnen echter heel goed samengaan – en dat gebeurt ook vaak. Alle creatief (hoog)begaafden zitten in de gevarenzone voor (heftig) onderpresteren. Daarover hieronder meer. Eerst even over de relatie tussen creatief begaafd en hoogbegaafd, of liever gezegd: IQ in het algemeen.
Je kunt manieren van denken en leren op 2 manieren onderscheiden: enerzijds is er praktisch, analytisch en creatief denken en handelen. Anderzijds is er de hoogte van het IQ.
Praktisch, analytisch en creatief denken zijn een indeling volgens de manier waarop je denkt. De hoogte van het IQ geeft aan hoe intelligent je bent, simpel gezegd: ‘hoe goed je kunt denken‘. Beide kun je uitzetten in een tabel. Daarbij kan de soort begaafdheid (praktisch, analytisch, creatief) op de X-as worden uitgezet (horizontaal) en de hoogte van het IQ op de Y-as (verticaal).
In dit schema kun je zien, wat de doelgroep is van Wijkunnenmeer. Wijkunnenmeer richt zich uitsluitend op creatief begaafden. Van ieder IQ.
Soort begaafdheid
IQ |
Praktisch | Analytisch | Creatief |
---|---|---|---|
+++ Uitzonderlijk hoogbegaafd:145+ | • | ||
++ Hoogbegaafd: 130-145 | • | ||
+ Meerbegaafd en andere IQ’s | • |
Wij zien dat leerlingen die tegelijkertijd creatief begaafd én hoogbegaafd zijn, het op school vaak erg moeilijk hebben. Zij hebben ten eerste problemen door hun creatieve manier van denken en ten tweede door hun IQ (soms zijn ze slimmer dan de leerkracht/docent…). Het IQ brengt ook nog eens een set karaktereigenschappen mee waarop school niet erg is ingericht: perfectionisme, gevoeligheid, hang naar autonomie en een groot rechtvaardigheidsgevoel. Het probleem is groter, naarmate het IQ hoger is. Voor 145+’ers is er nauwelijks tot geen passend onderwijs.
Wat is dan precies creatief begaafd?
Creatief begaafden zijn associatieve, creatieve denkers. Je hoeft dus niet goed te zijn in dingen maken met je handen, om creatief begaafd te zijn. Het gaat erom hoe je denkt. Creatief begaafden vind je in alle IQ’s: ze kunnen laag-, gemiddeld en hoogbegaafd zijn.
Creatief begaafden zijn over het algemeen ook hooggevoelig. Dat betekent dat ze het liefst leren met al hun zintuigen – maar ook snel zintuiglijk overprikkeld zijn.
Onze beschrijving van de creatief begaafde (leerling) komt in grote lijnen overeen met de visueel-ruimtelijke leerling (inclusief de leerling met voorkeur voor visueel ruimtelijk leren) van Linda Silverman.
Linda Silverman heeft een groep scholieren onderzocht om te bepalen hoe zij leren. Zij onderscheidt visueel-ruimtelijke en auditief-volgtijdelijke leerlingen. De resultaten worden samengevat in het artikel Omgekeerd Briljant (p. 8):
- 33% van de onderzoeksgroep is puur visueel-ruimtelijk ingesteld;
- zo’n 25% leert puur auditief-volgtijdelijk.
- Dan is er nog een gemengde groep van 45%: die leerlingen gebruiken beide leerstijlen.
- Van hen heeft rond 30% voorkeur voor visueel-ruimtelijk;
- slechts 15% leert puur auditief-volgtijdelijk.
Tel je de 33% puur visueel-ruimtelijke leerlingen en de 30% met voorkeur voor visueel-ruimtelijk bij elkaar op, dan kom je op 63%! Wijkunnenmeer richt zich op deze hele groep. Wij noemen de hele groep samen ‘creatief begaafden’.
Creatief begaafden hebben, zo merken wij, een soort afstreeplijst in hun hoofd. Is iets leuk, dan doen ze het. Bij ‘niet leuk’, vragen ze: is het nuttig? Niet leuk en niet nuttig, wordt een moeilijk verhaal. Tenzij de leerkracht/docent ‘leuk’ is, dan kan opeens iets niet-leuks of niet-nuttigs toch leuk worden. ‘Relatie’ komt voor hen op de allereerste plaats.
Creatief begaafden zijn uitvinders, altijd gericht op het bedenken van iets nieuws. Dit is het pure tegendeel van routines. School is echter gebaseerd op het aanleren van routines.
Daarom is het logisch dat het (ook in onze ervaring) vooral de creatief begaafden zijn die onderpresteren. School is meestal op hen niet ingericht. Creatief werken is op school vaak alleen ‘franje’. En franje, daar raken creatief begaafden juist van in de war.
En wat is hoogbegaafd?
Daar gaat het mis. Hoogbegaafdheid is een aangeboren potentieel. Het kan niet zomaar verdwijnen, behalve als je een hersenbeschadiging oploopt.
Je kunt je intelligentie in meer of mindere mate gebruiken en je kunt je vaardigheden uitbouwen. Vaardigheden die je niet gebruikt, verleer je. Hoogbegaafden zijn zowel in staat tot analytisch denken, als tot creatief denken. Maar iedereen blijkt toch een voorkeur te hebben voor het een of het ander.
Degenen met een uitgesproken voorkeur voor creatief denken, zien wij op school in de problemen komen. Het is een ervaringsfeit dat dit meer gebeurt naarmate het IQ hoger is.
Wat hebben creatief-begaafd-zijn en hoogbegaafdheid te maken met onderpresteren?
Over de relatie tussen creatief-begaafd-zijn, hoogbegaafdheid en onderpresteren is weinig bekend. Dat hoogbegaafden onderpresteren, is genoegzaam bekend. De onderwijsraad schreef bijvoorbeeld in 2007 in het rapport Presteren naar vermogen (p. 28): “Het primair onderwijs kent ruim 37.000 hoogbegaafden. Het aandeel hoogbegaafde leerlingen dat onder het eigen niveau presteert varieert van ongeveer 30% bij leerlingen met een IQ rond de 130 (relatief de grootste groep hoogbegaafden) tot ongeveer 60% bij leerlingen met een IQ dat beduidend hoger ligt (een relatief kleine groep van de hoogbegaafden). Op basis hiervan kan het gemiddelde percentage onderpresterende hoogbegaafden in het primair onderwijs op ongeveer 30 tot 40% worden geschat.”
In hetzelfde rapport schreef de Onderwijsraad dat onderpresteren niet beperkt is tot hoogbegaafden (p. 20). Afhankelijk van de gekozen vergelijkingsmaat zou onderpresteren bij 10 tot 18% van de leerlingen plaatsvinden. De Onderwijsraad stelt: “In het basisonderwijs komt onderpresteren het meest voor, maar ook in het voortgezet onderwijs komt het voor.” En: “Onderpresteren komt het meest frequent voor bij leerlingen met een hoog IQ, maar ook bij leerlingen met een gemiddeld IQ is sprake van onderbenutting van talent.”
Vanuit de praktijk sprekend, denken wij, dat deze situatie nog niet veel veranderd is.
Hoeveel creatief begaafden onderpresteren, is niet bekend. Er zijn niet eens volledige testen om te bepalen of iemand creatief begaafd is, al zijn er wel subtests van de WISC- en Raven-test die daar aanwijzingen voor geven (en de Amerikaanse Linda Silverman spreekt echter wel over een ‘Visual-Spatial Identifier’ in haar boek Upside-down Brilliance, Denver, Colorado 2002: p. 317 e.v.)
Dat betekent dat over de relatie tussen creatief begaafd, hoogbegaafd en onderpresteren geen ‘harde’ uitspraken kunnen worden gedaan. Wij kunnen alleen maar zeggen dat wij onderpresteren alleen zien bij leerlingen bij wie wij de kenmerken zien van creatief-begaafdheid. En dat wij uitsluitend creatief (hoog)begaafden door onderpresteren totaal zien vastlopen.
Maar ja, creatief (hoog)begaafden vormen natuurlijk ook precies onze doelgroep… 🙂
Herken je je kind?
- Via deze link kun je meer lezen over creatief begaafd
- Via deze link kun je meer lezen over onderpresteren
Of als je gelijk actie wilt: neem vandaag nog contact op.