Zie jij je kind worstelen?
Met school – en met zichzelf?
Wijkunnenmeer helpt onderpresteerders weer te sprankelen, op school en thuis. Nieuwsgierig? Meld je dan snel aan voor onze GRATIS minicursus en ontdek wat wij voor je kunnen betekenen.

Creatief begaafd: definitie, kenmerken en de uitdaging op school
Creatief begaafden zijn associatieve, creatieve denkers. Je hoeft dus niet goed zijn in dingen maken met je handen, om creatief begaafd te zijn. Het gaat erom hoe je denkt. Creatief begaafden vind je in alle IQ’s: ze kunnen laag-, gemiddeld en hoogbegaafd zijn.
Creatief begaafden zijn over het algemeen ook hooggevoelig. Dat betekent dat ze het liefst leren met al hun zintuigen – maar ook snel zintuiglijk overprikkeld zijn.
Onze beschrijving van de creatief begaafde (leerling) komt in grote lijnen overeen met de visueel-ruimtelijke leerling (inclusief de leerling met voorkeur voor visueel-ruimtelijk denken) van Linda Silverman.
Definitie & cijfers: de associatieve, creatieve denker
Linda Silverman heeft een groep scholieren onderzocht om te bepalen hoe zij leren. Zij onderscheidt visueel-ruimtelijke en auditief-volgtijdelijke leerlingen. De resultaten worden samengevat in het artikel Omgekeerd Briljant (p.8):
- 33% van de onderzoeksgroep is puur visueel-ruimtelijk ingesteld;
- zo’n 25% leert puur auditief-volgtijdelijk.
- Dan is er nog een gemengde groep van 45%: die leerlingen gebruiken beide leerstijlen.
- Van hen heeft rond 30% voorkeur voor visueel-ruimtelijk;
- slechts 15% leert puur auditief-volgtijdelijk.
Tel je de 33% puur visueel-ruimtelijke leerlingen en de 30% met voorkeur voor visueel-ruimtelijk bij elkaar op, dan kom je op meer dan 60%! Wijkunnenmeer richt zich op deze hele groep. Wij noemen de hele groep samen ‘creatief begaafden’.
Creatief begaafden die onderpresteren zijn de doelgroep van Wijkunnenmeer. Wij hebben het daarbij over de onderpresteerders uit de totale groep van 33 + 30 = 63%. Om nog even verder te goochelen met getallen: binnen onze doelgroep vallen de creatief hoogbegaafden, maar ook de creatief begaafden met andere IQ’s. Anders gezegd: onze doelgroep is (veel) breder dan alleen de creatief hoogbegaafden, al zijn we gespecialiseerd in de hogere IQ’s. Hoogbegaafd is immers slechts 2% van de mensen (waarvan een deel kinderen/tieners), en niet iedereen van hen denkt creatief; wel is het zo dat creatief hoogbegaafden vaak harder uitvallen omdat zij problemen krijgen door hun hoge IQ en hun creatieve manier van denken.
Scholen zijn meestal niet zo ingericht op lesgeven aan creatief begaafden, hoezeer ze ook hun best doen. De doelen van scholen zijn immers automatiseren van kennis en vaardigheden. Dat is het pure tegendeel van creatief en associatief denken. Dat maakt dat creatief begaafden vaak niet goed passen op school. Door hun hooggevoeligheid, komt de pedagogische aanpak ook nog eens heel precies. Ze voelen zich snel onveilig of niet-gezien. Ook dit past niet zo goed in het schoolsysteem, met de grote klassen waardoor het er niet altijd van komt om kinderen/jongeren de persoonlijke aandacht te geven die ze eigenlijk nodig hebben.
De gevolgen: waarom de mismatch tot onderpresteren leidt
Welke gevolgen niet-passend onderwijs heeft ten aanzien van creatief hoogbegaafden is in 2016 aangetoond in het proefschrift van Joyce Gubbels[i] Wij zien in de praktijk dat hetzelfde geldt voor de hele groep creatief begaafden. Ze automatiseren via de schoolse methoden niet of slechts met moeite, en beheersen ‘de basis’ (-kennis en -vaardigheden) niet goed: tafels, spelling, begrijpend lezen). Daardoor presteren zij onder hun niveau. Dat heet onderpresteren. Onderpresteren maakt vaak heel ongelukkig.
Op basis van niet-presteren en van hun gedrag krijgen zij vaak allerlei stempels. Die stempels geven aan dat iemand een ‘probleem’ of een ‘handicap’ heeft: ADHD, ADD, ASS, dyslexie, Vp-kloof (of andersom: vP-kloof). En dat terwijl het juist een groep is met oneindige mogelijkheden!
Bij Wijkunnenmeer helpen wij onderpresteerders. Bij ons komen kids en jongeren binnen met alle bovenstaande labels en/of hoogbegaafd. Wij horen van ouders ook vaak: “mijn kind is heel hoogsensitief” of: “hij/zij is een echte beelddenker.”[ii]
Interessant is: met of zonder die labels, zien wij altijd hetzelfde type kind: de creatief begaafden.
In het driewegmodel van Bertie Kingore[iii] is een aantal algemene kenmerken van deze doelgroep opgesomd. Hieronder benoemen wij hun sterke en zwakkere kanten in relatie tot schools leren. Het zijn observaties uit de praktijk, die door ouders en kinderen intussen vele malen zijn bevestigd.
Sterke kanten en zwaktes: de fundamentele oorzaak van onderpresteren
Wie zijn die creatief begaafden?
Eerst een misverstand wegnemen: de term ‘creatief begaafd’ gaat over hoe mensen denken. Creatief begaafd is een cognitieve denkstijl. Je kunt dus creatief begaafd zijn, zonder dat je ook maar iets kunt maken met je handen.
Creatief begaafden zijn creatieve denkers. Zij denken vooral heel associatief. Als zij nieuwe informatie krijgen, denken zij er ‘vanzelf’ verder over na. Hierbij koppelen ze de nieuwe informatie aan iets wat ze al weten. Op basis daarvan bedenken ze gemakkelijk iets totaal nieuws. Zij zijn dus ‘uitvinders’, out-of-the-box-denkers.
Sterke Kanten van creatief begaafden
De sterke kanten van creatief begaafden zijn:
- Denken in eenheid (holistisch), dus alle info in hun hoofd is potentieel aan elkaar te linken. Dit maakt hen sterk in de hogere beheersingsniveaus van leerstof in de taxonomie van Bloom of in het tegenwoordig veelal op scholen gehanteerde RTTI.[iv]
- Goed in zintuiglijke waarneming. Vaak springen er een of meer zintuigen echt uit: zien, horen, voelen, enz. Vandaar dat ze vaak als beeld- of gevoelsdenkers (rechterhersenhelftdenkers) worden aangeduid (zie voetnoot [ii]).
- Denken heel snel: zowel zintuiglijke waarneming als gedachtenassociaties gaan razendsnel.
- Kunnen grote gehelen in één keer overzien en willen dat ook. Zij leren gemakkelijk als zij overzicht hebben: top down. Hierbij gaat dus snappen voor stampen.
- Leren gemakkelijk spelenderwijs: alles wat ze interesseert, blijft ‘vanzelf’ hangen.
- Vaak (of altijd?) hooggevoelig, en daardoor heel goed in staat zich in anderen in te leven.
Zwakke kanten van creatief begaafden (hun kwetsbaarheid)
De zwakkere kanten van deze groep zijn:
- Minder goed in onderscheid hoofd- en bijzaken, tijdsvolgorde, causale verbanden enz., waardoor bijvoorbeeld teksten leren en werkstukken maken lastig kunnen zijn.
- Minder goed ontwikkeld tijdsbesef, dus minder sterk in op tijd komen (of altijd veel te vroeg), in plannen en/of zich houden aan gemaakte planningen.
- Minder goed in systematisch, planmatig handelen. Raken met name gemakkelijk verstrikt in chaos als leerstof gefragmenteerd wordt aangeboden.
- Hebben een hekel aan herhaling. Minder goed in routinematig handelen: ‘saai’.
- Leren nieuwe routines slechts met moeite aan.
- Gauw afgeleid. Haken af als ze iets niet snappen of de (hoeveelheid) stof niet kunnen overzien.
- (Schijnbaar) lage verwerkingssnelheid. Dit is vooral zo als hun denkspoor hen van de (schoolse) taak afleidt. Hun associatieve vermogen zit dan in de weg.
- Automatiseren niet of alleen met grote moeite, op ieder gebied. Bijvoorbeeld:
- Nieuwe routines: gauw verveeld en/of afgeleid.
- stampwerk voor school.
- Systeemscheiding: methode aangeleerd bij het ene vak, wordt niet automatisch gebruikt bij een ander vak (bijvoorbeeld techniek voor maken samenvatting geleerd bij Nederlands, wordt niet gebruikt bij het maken van een uittreksel voor aardrijkskunde).
- Staan ‘op de handrem’ als ze hun zintuiglijke vermogens niet gebruiken bij het leren: visualiseren, hardop leren enz. Vooral bij automatiseren is van belang dat ze zoveel mogelijk zintuigen gebruiken, anders ‘krijgen ze de stof er niet in’.
- Hebben vaak maar 1 ‘studievaardigheid’: overlezen.
- Relatief snel emotioneel overprikkeld.
Relatie creatief begaafd – hoogbegaafd – onderpresteren
Relatie creatief begaafd – hoogbegaafd
Een aantal van de sterke/zwakke kanten die wij beschreven, gelden ook voor hoogbegaafden in het algemeen. Top-down leren is daarvan wellicht het meest opvallend. Andere kenmerken lijken specifiek voor de groep ‘creatief begaafden’. Daarnaast is het in onze ervaring niet altijd zo dat creatief begaafden hoogbegaafd zijn. Wat wij wel zien, is dat creatief hoogbegaafden op school het hardst onderuit gaan: hoe hoger het IQ, hoe groter de problemen. Wij denken dat dat komt doordat hoogbegaafden ook op andere punten totaal ‘anders’ zijn: andere karaktereigenschappen hebben dan niet-hoogbegaafden. Wij denken dat er meer onderzoek nodig is naar de relatie tussen beide groepen.
Hoogbegaafdheid is een aangeboren potentieel. Het kan niet zomaar verdwijnen, behalve als je een hersenbeschadiging oploopt. Je kunt je intelligentie in meer of mindere mate gebruiken en je vaardigheden uitbouwen. Vaardigheden die je niet gebruikt, verleer je. Hoogbegaafden zijn zowel in staat tot analytisch denken, als tot creatief denken. Maar iedereen blijkt toch een voorkeur te hebben voor het een of het ander. Degenen met een uitgesproken voorkeur voor creatief denken, zien wij op school in de problemen komen. Het is een ervaringsfeit dat dit meer gebeurt naarmate het IQ hoger is.
Wat hebben creatief begaafd zijn en hoogbegaafdheid te maken met onderpresteren?
Over de relatie tussen creatief-begaafd-zijn, hoogbegaafdheid en onderpresteren is weinig bekend. Dat hoogbegaafden onderpresteren, is genoegzaam bekend. De onderwijsraad schreef bijvoorbeeld in 2007 in het rapport ‘Presteren naar vermogen’ (p. 28): ‘Het primair onderwijs kent ruim 37.000 hoogbegaafden. Het aandeel hoogbegaafde leerlingen dat onder het eigen niveau presteert varieert van ongeveer 30% bij leerlingen met een IQ rond de 130 (relatief de grootste groep hoogbegaafden) tot ongeveer 60% bij leerlingen met een IQ dat beduidend hoger ligt (een relatief kleine groep van de hoogbegaafden). Op basis hiervan kan het gemiddelde percentage onderpresterende hoogbegaafden in het primair onderwijs op ongeveer 30 tot 40% worden geschat.’
In hetzelfde rapport schreef de Onderwijsraad echter dat onderpresteren niet beperkt is tot hoogbegaafden (p. 20). Afhankelijk van de gekozen vergelijkingsmaat zou onderpresteren bij 10 tot 18% van de leerlingen plaatsvinden. De Onderwijsraad stelt: ‘In het basisonderwijs komt onderpresteren het meest voor, maar ook in het voortgezet onderwijs komt het voor.’ En: ‘Onderpresteren komt het meest frequent voor bij leerlingen met een hoog IQ, maar ook bij leerlingen met een gemiddeld IQ is sprake van onderbenutting van talent.’
Vanuit de praktijk sprekend, denken wij dat deze situatie nog niet veel veranderd is. Hoeveel creatief begaafden onderpresteren, is niet bekend. Er zijn niet eens volledige testen om te bepalen of iemand creatief begaafd is, al zijn er wel subtests van de WISC- en Raven-test die daar aanwijzingen voor geven (en de Amerikaanse Linda Silverman spreekt echter wel over een ‘Visual-Spatial Identifier’ in haar boek Upside-down Brilliance, Denver, Colorado 2002: p. 317 e.v.) Dat betekent dat over de relatie tussen creatief begaafd, hoogbegaafd en onderpresteren geen ‘harde’ uitspraken kunnen worden gedaan. Wij kunnen alleen maar zeggen dat wij onderpresteren alleen zien bij leerlingen bij wie wij de kenmerken zien van creatief-begaafdheid. En dat wij uitsluitend creatief (hoog)begaafden door onderpresteren totaal zien vastlopen. Maar ja, creatief (hoog)begaafden vormen natuurlijk ook precies onze doelgroep… 🙂
De gevolgen: creatief begaafden in het schoolsysteem
Uit het voorgaande wordt, denken wij, wel duidelijk waarom deze leerlingen het moeilijk hebben op school. Zij reageren vaak onverwacht ‘anders’ op schoolse taken: het meest opvallende (naast top-down leren) is misschien dat ‘gemakkelijk’, ‘moeilijk’ is voor hen – en andersom. Ze zetten de indeling van beheersingsniveaus van de stof (Bloom en RTTI, noot [iv]) op hun kop.
Wat kunnen ouders en scholen hier nu mee? Het lijkt ons in de eerste plaats belangrijk dat zij beseffen dat alle zwakkere kanten van deze groep voortkomen uit hun sterke kanten, en hoe dat dan zit. Om deze reden gaat het volgende artikel uit deze serie over de relatie tussen sterke en zwakke kanten van creatief begaafden. Dit artikel wordt later gepubliceerd op deze site.
Deze tekst is in iets andere vorm verschenen in het Signaal 53: het blad van Pharos, de landelijke vereniging van ouders van hoogbegaafde kinderen (p.32-34). Het is artikel 1 van een serie over creatief begaafden.
Verder lezen? Op deze site vind je meerdere artikelen over creatief begaafden:
- Creatief begaafd, onderpresteren en conflicten op school
- Sterke en zwakke kanten van creatief begaafden horen bij elkaar
- 12 leerbehoeften van creatief begaafden
- Valkuilen van creatief begaafden
- Alsjeblieft, een gratis OPP voor jouw creatief begaafde kind
Voetnoten:
[i] Joyce Gubbels: The dynamics of giftedness in the upper primary grades, Enschede 2016. ISBN 9789402802511 (Ook op internet als PDF, met literatuurverwijzingen).
[ii] Beelddenken is in de ogen van velen (nog) geen wetenschappelijk voldoende onderbouwde categorie. De universiteiten van Utrecht en Groningen doen hier momenteel gezamenlijk onderzoek naar. Eerlijk gezegd twijfel ik, zelf beeld- en gevoelsdenker, niet aan de uitkomst. 🙂 Beeld- en gevoelsdenken samen worden samen ook wel als rechterhersenhelftdenken aangeduid. Dit is een wat hanteerbaarder term, maar biologisch gezien is hij niet geheel juist – aangezien niemand uitsluitend met één hersenhelft denkt, en aangezien de verschillende functies over beide hersenhelften zijn verdeeld. Er is wellicht wel sprake van een dominantie in het gebruik van een van beide hersenhelften.
[iii] Kingore, B. High Achiever, Gifted Learner, Creative Learner. Understanding Our Gifted, 2004 (Ook op internet met literatuurverwijzingen; tevens is er een Nederlandse vertaling beschikbaar).
[iv] De taxonomie van Bloom is een indeling in moeilijkheidsgraaad van vragen/opdrachten op school. Dit systeem wordt helder uitgelegd. Scholen gebruiken momenteel vaker de wat simpeler indeling RTTI: reproductie, training, transfer, inzicht. Waarbij dus R ‘gemakkelijk’ zou zijn en I ‘moeilijk’.